tred
Nederlands
Woordafbreking
- tred
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘stap’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1400 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tred | treden |
verkleinwoord | tredje | tredjes |
Zelfstandig naamwoord
tred m
- het regelmatig treden, lopen
- Toen hij zich realseerde dat het al laat was, versnelde zich zijn tred.
- De treden veranderden van richting bij iedere paal.
Gangbaarheid
- Het woord tred staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tred' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.