trancheren

Nederlands

Het trancheren van Tafelspitz, een rundvleesgerecht uit de Oostenrijkse keuken
Uitspraak
Woordafbreking
  • tran·che·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘in stukken snijden’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1]
  • afgeleid van het Franse trancher (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
trancheren
trancheerde
getrancheerd
zwak -d volledig

Werkwoord

trancheren [2]

  1. overgankelijk (huishouden) (kookkunst) in plakken of stukken snijden
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord trancheren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
84 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.