trancheren
Nederlands
Woordafbreking
- tran·che·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘in stukken snijden’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1]
- afgeleid van het Franse trancher (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
trancheren |
trancheerde |
getrancheerd |
zwak -d | volledig |
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord trancheren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'trancheren' herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.