tramrail
Nederlands
Woordafbreking
- tramĀ·rail
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tram en rail
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tramrail | tramrails |
verkleinwoord | (tramrailtje) | (tramrailtjes) |
Zelfstandig naamwoord
tramrail v/m
- trambaan
- de binnenste en buitenste zijlijnen van het speelveld bij tennis.
- groefrails
- Het voorwiel van een fiets kan komen te zitten in de tramrails.
Gangbaarheid
- Het woord tramrail staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tramrail' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.