traject
Nederlands
Woordafbreking
- tra·ject
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘wegverbinding’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1746 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | traject | trajecten |
verkleinwoord | trajectje | trajectjes |
Zelfstandig naamwoord
traject o
- (wiskunde) de af te leggen of afgelegde weg van een voorwerp door de ruimte
Vertalingen
1. de af te leggen of afgelegde weg van een voorwerp door de ruimte
Gangbaarheid
- Het woord traject staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'traject' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.