traanoog

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  traanoog    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtranox/
Woordafbreking
  • traan·oog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord traanoog traanogen
verkleinwoord traanoogje traanoogjes

Zelfstandig naamwoord

traanoog [1]

  1. een oog waaruit tranen druppelen als teken van verdriet
    • De oud-Hengelose pakte het EU-logo erbij en liet vervolgens haar creativiteit de vrije loop. Het resultaat: het EU-logo als verdrietig gezichtje met een traanoog. [2] 
  1. een vochtig oog waaruit tranen druppelen door een oogaandoening
    • Mijn zus Ellen is cabaretière. Haar nieuwe theatershow Horten en Stoten gaat over het dagelijks leed dat wij met ons meedragen aan kwaaltjes. Ze beschrijft haar omgeving waarin iedereen tegenwoordig wel wat heeft; vage klachten variërend van enkelpijn tot traanogen. Ik voel me meteen aangesproken. Heeft ze het nou over mij? [3] 
Synoniemen
  • [1] tranenvloed
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord traanoog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.