topweek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • top·week
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord topweek topweken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

topweek v/m [1]

  1. belangrijke of belangrijkste periode van 7 dagen; een periode van 7 dagen met veel successen
    • Van Rijsselberghe genoot met volle teugen van zijn tweede opeenvolgende goud in het windsurfen. ,,Ik heb nog nooit zo'n goede serie gevaren, het was een topweek. De kraan stond open en het bleef maar komen. Wat een geweldig gevoel. [2] 
    • AS Roma, dat startte met Kevin Strootman, kende een topweek na het bereiken van de laatste vier in de Champions League ten koste van FC Barcelona. [3] 
    • Kiki Bertens is er niet in geslaagd haar topweek in Madrid een vervolg te geven in Rome. De kersverse nummer 15 van de wereld ging in de eerste ronde van het WTA-toernooi onderuit tegen de Griekse Maria Sakkari: 6-2, 4-6, 6-3. [4] 
Synoniemen
  • superweek

Gangbaarheid

  • Het woord topweek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.