topscorer

Nederlands

Willy van der Kuijlen als toscorer van PSV.
Uitspraak
Woordafbreking
  • top·sco·rer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord topscorer topscorers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

topscorer m [1]

  1. iemand die de meeste doelpunten heeft gemaakt in een wedstrijd of serie wedstrijden
    • Ronaldo pakte met Real de Spaanse titel en loodste de Koninklijke met twee doelpunten naar Champions League-winst in de finale tegen Juventus. In die competitie werd hij bovendien topschutter. Messi kroonde zich dan weer tot topscorer van de Primera Division met 37 goals, tegenover ‘slechts’ 25 treffers van Ronaldo.[2] 
    • Een unieke elftalfoto van het seizoen 1981-1982 bij PSV, waarop de beste topscorers aller tijden in de eredivisie Ruud Geels (linksonder, gehurkt, 265 goals) en Willy van der Kuijlen (vierde van links, midden, 311 goals) samen staan.[3] 
Synoniemen
  • topscoorder, topschutter
Hyponiemen
  • clubtopscorer
Afgeleide begrippen
  • topscroerslijst
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord topscorer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 04/DECEMBER/2017
  3. Tubantia Rik Elfrink 08-DECEMBER-17
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.