toneeldirecteur
Nederlands
Woordafbreking
- to·neel·di·rec·teur
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van toneel zn en directeur zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toneeldirecteur | toneeldirecteuren |
verkleinwoord | toneeldirecteurtje | toneeldirecteurtjes |
Zelfstandig naamwoord
toneeldirecteur m [1]
- de leider van een toneelgezelschap
- Meteen na de voorstelling beklom de Haagse burgemeester Deetman het podium om de acteur te bedanken. Hij had een cadeautje bij zich: Landré werd Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.'U bent een acteur die een toneelstuk tot poëzie kan maken', zei Deetman.In de toespraken daarna (van Nationaal Toneeldirecteur Evert de Jager, regisseur Antoine Uitdehaag en schouwburgdirecteur Oscar Wibaut) werd Landré vooral geroemd vanwege zijn grote gevoel voor taal, het beweeglijke in zijn toneelspel en zijn altijd kritische houding, vooral ten opzichte van zichzelf.[2]
- Schrijvers, schilders, musici, toneeldirecteuren, een zwemmer, een klokkenluider en vele honderden andere, bekende en minder bekende Nederlanders zijn vrijdag onderscheiden tijdens de jaarlijkse lintjesregen. In totaal werden 2221 personen voor een onderscheiding voorgedragen.[3]
Gangbaarheid
- Het woord 'toneeldirecteur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Volkskrant Hein Janssen 22 november 2004,
- Volkskrant 29 april 2000
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.