tolbrug
Nederlands
Woordafbreking
- tol·brug
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tol zn en brug zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tolbrug | tolbruggen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
tolbrug v/m
- een brug waarbij men geld moet betalen om ze te mogen gebruiken
- „Vanaf de achterbank hoorde ik vreemde geluiden. Ik keek en zag dat een van de vrouwen iets onder haar kleding had verborgen: een pasgeboren baby. Toen besloot ik ze helemaal naar Kopenhagen te brengen. Ja, en daar zag ik weer verkeersborden met Zweden erop – voor Malmö hoef je alleen een tolbrug over. Dus ben ik maar met ze doorgereden.”[1]
- Maar iets verder wint de charme het weer: de tolbrug bij Eynsham, een van de nog twee private bruggen in Engeland. Voetgangers mogen gratis oversteken, met een auto kost het je 5 pence (7 eurocent). Volgens de gemeente rijden er 10.000 auto’s per dag over de brug – een aardig inkomen voor de eigenaar, die daar geen belasting over hoeft te betalen.[2]
Gangbaarheid
- Het woord tolbrug staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tolbrug' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Eppo König 5 september 2016
- NRC Titia Ketelaar 20 augustus 2015
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.