timpaan

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tim·paan
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘fronton’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1913 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord timpaan timpanen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

timpaan o [3]

  1. (bouwkunde) het driehoekige gevelveld tussen de kroonlijst en de schuin oplopende daklijsten van een gebouw
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord timpaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
62 %van de Nederlanders;
47 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.