tijdklok

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tijd·klok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tijdklok tijdklokken
verkleinwoord tijdklokje tijdklokjes

Zelfstandig naamwoord

tijdklok v/m

  1. (elektrotechniek) een schakelaar die om een bepaald tijdstip automatisch de schakeling omzet
    • Toen we op vakantie waren gebruikten we een tijdklok om 's avonds te laten lijken alsof we thuis waren. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord tijdklok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.