theologie
Nederlands
Woordafbreking
- theo·lo·gie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘godgeleerdheid’ voor het eerst aangetroffen in 1330 [1]
- met het voorvoegsel theo- met het achtervoegsel -logie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | theologie | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
theologie v
- (religie) de leer over God, het goddelijke en de godsdienst
- Velen hielden zich vroeger bezig met pastorale theologie.
Vertalingen
1. de leer over God, het goddelijke en de godsdienst
Gangbaarheid
- Het woord theologie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'theologie' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.