temporiseren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tem·po·ri·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aan tijd(en) binden’ voor het eerst aangetroffen in 1637 [1]
  • afgeleid van het Franse temporiser (met het achtervoegsel -iseren) [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
temporiseren
temporiseerde
getemporiseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

temporiseren

  1. inergatief vertragen van het tempo
    • Als je niet af en toe temporiseert, dan haal je het einde van de wedstrijd niet. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord temporiseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.