tapioca
Nederlands
![](../I/m/Manihot_esculenta.jpg)
Manihot esculenta
Woordafbreking
- ta·pi·o·ca
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Spaans of Portugees, in de betekenis van ‘meel uit cassaveknol’ voor het eerst aangetroffen in 1843 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tapioca | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
tapioca m
- (plantkunde) (voeding) Manihot esculenta
meel uit de wortelknollen van de cassave
Verwante begrippen
- brood van manioc, cassave, manioc, maniok, maniokmeel, tapiocameel, yuca
Afgeleide begrippen
- tapiocameel, tapiocaproduct
Verwante begrippen
- cassavemeel, maniokvlok
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord tapioca staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tapioca' herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.