tankwagen
Nederlands
Woordafbreking
- tank·wa·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tank zn en wagen zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tankwagen | tankwagens |
verkleinwoord | tankwagentje | tankwagentjes |
Zelfstandig naamwoord
tankwagen m [1]
- een vrachtwagen waarmee men vloeistoffen, gassen of poeders kan vervoeren in een grote tank die deel uitmaakt van de vrachtwagen
- De tankwagen bevat volgens het gedupeerde transportbedrijf een onschuldig oliezuur, waarmee zeep, tandpasta en scheerschuim wordt gemaakt.[2]
- Zeker zes mensen, onder wie een gezin, zijn dinsdag in Italië om het leven gekomen door een ongeval waarbij een tankwagen vlam vatte.[3]
Verwante begrippen
- tankwagon
Gangbaarheid
- Het woord tankwagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tankwagen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 23 jan. 2018
- de Telegraaf 02 jan. 2018
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.