tandeloos
Nederlands
Woordafbreking
- tan·de·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | tandeloos | tandelozer | tandeloost |
verbogen | tandeloze | tandelozere | tandelooste |
partitief | tandeloos | tandelozers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
tandeloos
- zonder tanden
- De luiaard is een tandloos zoogdier.
- (figuurlijk) machteloos
- Die organisatie is niets meer dan een tandeloze praatclub.
Gangbaarheid
- Het woord tandeloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tandeloos' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.