sushi
Nederlands
![](../I/m/Sushi7.jpg)
Sushi
Woordafbreking
- su·shi
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Japans, in de betekenis van ‘rijstballetje met rauwevisreepjes in zeewier’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1989 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sushi | sushi's |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
sushi m
Gangbaarheid
- Het woord sushi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sushi' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.