stuf

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stuf
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vlakgom’ voor het eerst aangetroffen in 1914 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord stuf stufs
verkleinwoord stufje stufjes

Zelfstandig naamwoord

stuf o [3]

  1. gum, vlakgom
Synoniemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
stuffen

stuf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stuffen
    • Ik stuf. 
  2. gebiedende wijs van stuffen
    • Stuf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stuffen
    • Stuf je? 

Gangbaarheid

  • Het woord stuf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
73 %van de Nederlanders;
49 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.