studiehuis
Nederlands
Woordafbreking
- stu·die·huis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van studie zn en huis zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | studiehuis | studiehuizen |
verkleinwoord | studiehuisje | studiehuisjes |
Zelfstandig naamwoord
studiehuis o [1]
- aantal maatregelen die een school kon nemen om scholieren zelfstandiger te laten studeren
- In Nederland heeft men na het debacle van het studiehuis die invulling verlaten. Onderwijsspecialist en hoogleraar Ton van Haperen schrijft terecht: De leraar is een degelijk opgeleide intellectueel die vakkennis deelt met jonge mensen waarbij de school de deur naar de samenleving openzet.[2]
- Daarbij wijst hij op de steeds belangrijker rol die de bieb inneemt als een soort studiehuis. Studenten en leerlingen van het middelbaar onderwijs komen veelvuldig naar de studieplekken in de Pijpenstraat. "Nu ze hier ook koffie en een broodje kunnen krijgen, zie je hier hele groepen studenten die hier komen werken. Dat stimuleert en is hartstikke goed."[3]
Afgeleide begrippen
- studiehuisboek, studiehuisexamen, studiehuisstudent, studiehuisscholier
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord studiehuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 30 JANUARI 2016 Johan De Donder
- Tubantia Henk ten Harkel 25-JANUARI-2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.