stuc

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stuc
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans of Italiaans, in de betekenis van ‘pleisterkalk’ voor het eerst aangetroffen in 1604 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord stuc -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

stuc o [3]

  1. zand, kalk en gebrand gips of marmerpoeder
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
  • plafonneersel
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord stuc staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
80 %van de Nederlanders;
43 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.