strohut

Nederlands

hut gemaakt met stro
Uitspraak
Woordafbreking
  • stro·hut
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strohut strohutten
verkleinwoord strohutje strohutjes

Zelfstandig naamwoord

strohut v/m [1]

  1. een (tijdelijk, armoedig) optrekje waar stro als één van de bouwmaterialen is gebruikt
    • Voor de kinderen is er van alles en nog wat te doen: spelen in de strohut of de speeltuin, hutten bouwen in het bos, mee op de trekker, ponyrijden, helpen in de moestuin, aardappels rooien op het land of pannenkoeken bakken.[2] 
    • De vloedgolf die op de aardbeving volgde, zou vooral de strohutten in de buurt van het strand vernield hebben.[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord strohut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.