streep
Nederlands
Woordafbreking
- streep
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘lijn’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 918 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | streep | strepen |
verkleinwoord | streepje | streepjes |
Zelfstandig naamwoord
streep v/m
- een min of meer rechte getrokken lijn of lijnstuk
- Als het fout is, zet de leraar er een dikke streep door.
- (figuurlijk) een begrenzing die niet overtreden dient te worden
- We zetten er een streep onder.
- Ik ging over de streep.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- [2]: iemand over de streep trekken
Vertalingen
1. een min of meer rechte getrokken lijn of lijnstuk
Werkwoord
vervoeging van |
---|
strepen |
streep
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van strepen
- Ik streep.
- gebiedende wijs van strepen
- Streep!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van strepen
- Streep je?
Gangbaarheid
- Het woord streep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'streep' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.