stranddag
Nederlands
Woordafbreking
- strand·dag
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van strand zn en dag zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stranddag | stranddagen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
stranddag m
- een dag die geschikt is om naar het strand te gaan, het gaat dan over een warme, zonnige dag zonder regen en niet teveel wind
- Het is de meeste van jullie wel bekend dat je voor een goede najaarszon naar de Canarische Eilanden kunt afreizen. Leuke tip is wel om eens verder te kijken dan Gran Canaria, Fuerteventura en Tenerife. Ook niets mis mee uiteraard, maar overweeg eens een tripje naar La Gomera of La Palma. Het laatste eiland staat bekend om haar fenomenale sterrenhemels. Dat worden dus wel heel lange stranddagen…[1]
- Er staat zowaar een goede stranddag aan te komen. Tot nu toe is het aantal stranddagen deze zomervakantie beperkt gebleven maar aanstaande woensdag wordt het 24 tot 28 graden.[2]
Gangbaarheid
- Het woord stranddag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stranddag' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- de Telegraaf 01 okt. 2017
- de Telegraaf 19 aug. 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.