stolp

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stolp
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘deksel’ voor het eerst aangetroffen in 1568 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord stolp stolpen
verkleinwoord stolpje stolpjes

Zelfstandig naamwoord

stolp v / m

  1. glazen klok die over iets wordt heen gezet
  2. glazen deksel in een fles met wijde hals
  3. stolpboerderij
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • stolpbeschoeiing, stolpboerderij, stolpdeur, stolpen, stolpfles, stolphoeve, stolpkraag, stolpnaad, stolpplooi, stolpraam
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
stolpen

stolp

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stolpen
    • Ik stolp. 
  2. gebiedende wijs van stolpen
    • Stolp! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stolpen
    • Stolp je? 

Gangbaarheid

  • Het woord stolp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.