stoerheid
Nederlands
Woordafbreking
- stoer·heid
Zelfstandig naamwoord
stoerheid v [1]
- het sterk, fors, flink en moedig zijn
- De acteur is heel benieuwd hoe de scenes waarin Berry zich kwetsbaarder opstelt overkomen op het publiek. „In dat opzicht is Berry best onhandig, op die momenten is alle stoerheid er wel een beetje vanaf.[2]
- Maassen is zeer lovend over zijn jonge collega. "Ik vind hem erg goed. Hij is grappig, eigenzinnig, puur en bezit een wonderlijke combinatie van stoerheid en kwetsbaarheid. Als je hem kent, weet je wat ik bedoel, ken je hem nog niet dan is dit een mooie gelegenheid.”[3]
Gangbaarheid
- Het woord stoerheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stoerheid' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 25 aug. 2017
- de Telegraaf 07 mrt. 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.