steak
Nederlands
Woordafbreking
- steak
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘biefstuk’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- Uit het Engels overgenomen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | steak | steaks |
verkleinwoord | steakje | steakjes |
Zelfstandig naamwoord
steak m
Gangbaarheid
- Het woord steak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'steak' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.