sporthal

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sport·hal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sporthal sporthallen
verkleinwoord sporthalletje sporthalletjes

Zelfstandig naamwoord

sporthal v/m

  1. Zeer grote verdekte sportaccommodatie bijvoorbeeld voor tennis.
    • In Nederland waren er in 2000 ongeveer 2210 overdekte accommodaties. Daarvan waren er 500 sportzalen en 900 sporthallen. 

Gangbaarheid

  • Het woord sporthal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.