sporthal
Nederlands
Woordafbreking
- sport·hal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van sport en hal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sporthal | sporthallen |
verkleinwoord | sporthalletje | sporthalletjes |
Zelfstandig naamwoord
sporthal v/m
- Zeer grote verdekte sportaccommodatie bijvoorbeeld voor tennis.
- In Nederland waren er in 2000 ongeveer 2210 overdekte accommodaties. Daarvan waren er 500 sportzalen en 900 sporthallen.
Gangbaarheid
- Het woord sporthal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sporthal' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.