splitten
Nederlands
Woordafbreking
- split·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
splitten |
splitte |
gesplit |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
splitten
- overgankelijk splijten, splitsen, uiteendrijven
- Dat splittende haar, daar erger ik me toch zo aan...
Werkwoord
vervoeging van |
---|
splitten |
splitten
- meervoud verleden tijd van splitten
- Wij splitten.
- Jullie splitten.
- Zij splitten.
- Wij splitten.
Gangbaarheid
- Het woord splitten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'splitten' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.