spitsvondigheid
Nederlands
Woordafbreking
- spits·von·dig·heid
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding spitsvondig met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spitsvondigheid | spitsvondigheden |
verkleinwoord | spitsvondigheidje | spitsvondigheidjes |
Zelfstandig naamwoord
spitsvondigheid v [1]
- goed doordacht, met name als het gaat om het vinden van (te) vergezochte argumenten in een discussie
- Veel reformatoren waren onderwezen in de scholastieke theologie, met een speculatief spreken over God. Ze kregen er een afkeer van. Het spreken over God moet volgens Calvijn eenvoudig zijn en geënt zijn op de Bijbel. Spitsvondigheid staat een eerbiedig buigen voor Gods Woord in de weg. [2]
- Iedereen wil goed voor de dag komen maar het gaat daarbij vooral om puur plezier: bij jong en oud. Voor iedereen is er in de optochten plaats. De creativiteit en spitsvondigheid kennen daarbij nauwelijks nog grenzen. [3]
Gangbaarheid
- Het woord spitsvondigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'spitsvondigheid' herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Reformatorisch Dagblad Ds. J. M. D. de Heer 29-09-2017 Reformatie laat ons het voorbeeld van een doorleefde vroomheid na
- De Tubantia 25-02-17 Carnavalsoptochten in de regio staan borg voor puur plezier
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.