spelonk
Nederlands
Woordafbreking
- spe·lonk
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘grot’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1451 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spelonk | spelonken |
verkleinwoord | spelonkje | spelonkjes |
Zelfstandig naamwoord
spelonk v/m
- een spleetvormige holte in een berg
Vertalingen
1. een spleetvormige holte in een berg
Gangbaarheid
- Het woord spelonk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'spelonk' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.