souffleren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • souf·fle·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voorzeggen’ voor het eerst aangetroffen in 1808 [1]
  • afgeleid van het Franse souffler (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
souffleren
souffleerde
gesouffleerd
zwak -d volledig

Werkwoord

souffleren overgankelijk [3]

  1. (toneel) een toneelrol zachtjes voorzeggen
  2. laten opkomen of zwellen (d.m.v. geklopt eiwit met veel lucht erin) (-> soufflé)
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord souffleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.