solvent
Nederlands
Woordafbreking
- sol·vent
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘in staat om te betalen’ voor het eerst aangetroffen in 1476 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | solvent | solvents |
verkleinwoord | solventje | solventjes |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
solvent
- (scheikunde) oplosmiddel (vaak een agressieve stof)
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | solvent | solventer | solventst |
verbogen | solvente | solventere | solventste |
partitief | solvents | solventers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
solvent o [3]
- (financieel) in staat aan al zijn geldelijke verplichtingen te voldoen, in staat te betalen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord solvent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'solvent' herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.