solstitium
Nederlands
Woordafbreking
- sol·sti·ti·um
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘zonnestilstand’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1634 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | solstitium | solstitia |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
solstitium o
- (astronomie)de gebeurtenis waarbij het dagelijks toenemen van de zonshoogte bij het bereiken van een keerkring stopt, en overgaat in een afnemende zonshoogte
- Het solstitium trekt altijd veel toeristen naar Stonehenge.
Verwante begrippen
- keerkring, Kreeftskeerkring, Steenbokskeerkring, zomerzonnewende, winterzonnewende, midzomer, midwinter, breedtegraad, evenaar, equinox, lentepunt, herfstpunt, declinatie
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord solstitium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'solstitium' herkend door:
30 % | van de Nederlanders; |
23 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.