snooker
Nederlands
Woordafbreking
- snoo·ker
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘Engels biljartspel’ voor het eerst aangetroffen in 1989 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snooker | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
snooker o
- (spel) een biljartspel waarbij vijftien rode ballen en zes anderskleurige ballen in een bepaalde volgorde gestoten worden in één van de zes hoekzakken
- Hij speelt graag snooker met vrienden.
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
snookeren |
snooker
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snookeren
- Ik snooker.
- gebiedende wijs van snookeren
- Snooker!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snookeren
- Snooker je?
Gangbaarheid
- Het woord snooker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'snooker' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.