snokken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snok·ken
enkelvoud meervoud
naamwoord snokken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

snokken o

  • Het snokken, de actie van het snokken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
snokken
snokte
gesnokt
zwak -t volledig

Werkwoord

snokken

  1. rukken, trekken
    • De wind snokte zo hard aan onze tent dat het zeil scheurde. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord snokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
31 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.