slagwerk

Nederlands

[1] slagwerk
Uitspraak
Woordafbreking
  • slag·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slagwerk
verkleinwoord slagwerkje slagwerkjes

Zelfstandig naamwoord

slagwerk o [1]

  1. verzamelnaam voor muziekinstrumenten waarbij men door slaan een klank produceert
    • Het afrikaanse orkest had een grote slagwerkgroep.  
    • Abschied voltrekt zich als tweestrijd. Zinderende, laat-romantische strijkersakkoorden willen zich uitstrekken, maar worden bestookt door knallen die als bommen uit koper en slagwerk vallen. De voortgang is gefragmenteerd, maar de collage van effecten en bijna-citaten heeft een haast dansant ritme. Briljant is de poging tot een daverend slot: een majeur-akkoord wordt aangetikt, maar loopt leeg als een ballon. In plaats daarvan klinkt een schimmig, tektonisch schuiven van klankwerelden. [2] 
  1. dat deel van een uurwerk dat de tijd hoorbaar maakt
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord slagwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Joep Stapel 26 januari 2017
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.