sjacheren
Nederlands
Woordafbreking
- sja·che·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘minderwaardige handel drijven’ voor het eerst aangetroffen in 1676 [1]
- Herkomst: Bargoens [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sjacheren |
sjacherde |
gesjacherd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
sjacheren
- (Jiddisch-Hebreeuws) minderwaardige handel drijven, op minder fatsoenlijke manier handel drijven
- (Jiddisch-Hebreeuws) pingelen
Synoniemen
- verjacheren, kwanselen, verkwanselen, verpatsen
Vertalingen
1. op minder fatsoenlijke manier handel drijven
Gangbaarheid
- Het woord sjacheren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sjacheren' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "sjacheren" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.