sitar
Nederlands
Woordafbreking
- si·tar
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Urdu, in de betekenis van ‘snaarinstrument’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1957 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sitar | sitars |
verkleinwoord | sitartje | sitartjes |
Zelfstandig naamwoord
sitar m
- (muziekinstrument) een luitachtig snaarinstrument met een lange hals en een groot aantal snaren (meer dan twintig, een deel ervan ongedempt). De bolle resonantiekast is relatief klein, maar loopt door in de holle hals
- Het typische Indiase geluid van de sitar.
Afgeleide begrippen
- sitarspeler
Gangbaarheid
- Het woord sitar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sitar' herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.