shopper

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • shop·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord shopper shoppers
verkleinwoord shoppertje shoppertjes

Zelfstandig naamwoord

shopper m

  1. grote boodschappentas of boodschappenwagentje
  2. iemand die shopt
Hyponiemen
  • [2] cybershopper, teleshopper
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord shopper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.