shopper
Nederlands
Woordafbreking
- shop·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | shopper | shoppers |
verkleinwoord | shoppertje | shoppertjes |
Zelfstandig naamwoord
shopper m
- grote boodschappentas of boodschappenwagentje
- iemand die shopt
Hyponiemen
- [2] cybershopper, teleshopper
Gangbaarheid
- Het woord shopper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'shopper' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.