shoppen
Nederlands
Woordafbreking
- shop·pen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘bij winkels of zaken langsgaan en het aanbod vergelijken’ voor het eerst aangetroffen in 1925 [1]
- van het Engelse 'to shop ww ' [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
shoppen |
shopte |
geshopt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
shoppen
Hyponiemen
- bodyshoppen, cybershoppen, relishoppen
Afgeleide begrippen
- shop, shopartikelen, shopassortiment, shopbeeld, shopbox, shopinrichting, shopper, shopsteward, shoptyfus
Gangbaarheid
- Het woord shoppen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'shoppen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.