servituut

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ser·vi·tuut
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘erfdienstbaarheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord servituut servituten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

servituut o [3]

  1. (juridisch) erfdienstbaarheid, een last, waarmede een onroerende zaak - het dienend of lijdend erf - ten behoeve van een andere onroerende zaak - het heersend erf - is bezwaard
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord servituut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
23 %van de Nederlanders;
37 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.