seminarie
Nederlands
Woordafbreking
- se·mi·na·rie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘inrichting tot opleiding van geestelijken’ voor het eerst aangetroffen in 1608 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | seminarie | seminaries |
verkleinwoord | seminarietje | seminarietjes |
Zelfstandig naamwoord
seminarie o
- (onderwijs) een plaats waar rooms-katholieke geestelijken opgeleid worden
- Om als rooms-katholieke geestelijke opgeleid te kunnen worden, moet je naar een seminarie toe.
Hyponiemen
- grootseminarie, kleinseminarie, missieseminarie, priesterseminarie
Afgeleide begrippen
- seminarietijd, seminarist
Gangbaarheid
- Het woord seminarie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'seminarie' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.