semiet
Nederlands
Woordafbreking
- se·miet
Woordherkomst en -opbouw
- van Duits Semit, oudste vindplaats in 1771 [1]; op te vatten als afgeleid met het achtervoegsel -iet van Sem, de zoon van Noach die in de Bijbel als voorvader van deze volken werd gezien (zie Genesis 10:21-31 in de Statenvertaling)[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | semiet | semieten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
semiet m
- nazaat van Sem, een van Noachs zonen
- iemand die behoort tot de volkeren die een Semitische taal spreken
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord 'semiet' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'semiet' herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.