schuiver
Nederlands
Woordafbreking
- schui·ver
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schuiver | schuivers |
verkleinwoord | schuivertje | schuivertjes |
Zelfstandig naamwoord
schuiver m [1]
- iets of iemand dat of die schuift of waarmee men kan schuiven
- iemand die (opium) 'schuift' (een opiumschuiver)
- (sport) bal die vlak langs de grond schuift
- (informeel) zijdelingse smak
- Ik maakte met mijn fiets een enorme schuiver toen ik over het beijzelde wegdeel reed
Hyponiemen
|
Gangbaarheid
- Het woord schuiver staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schuiver' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.