schuin
Nederlands
Woordafbreking
- schuin
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | schuin | schuiner | schuinst |
verbogen | schuine | schuinere | schuinste |
partitief | schuins | schuiners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
schuin
- in een niet-loodrechte richting
- Hij sneed de worst in schuine richting in stukken.
- betrekking hebbend op seks
- Hij zat weer schuine moppen te tappen.
Afgeleide begrippen
- schuine streep, schuinen, schuingedrukt, schuinheid, schuins, schuinschrift, schuinte
Vertalingen
1. niet-loodrecht
Werkwoord
vervoeging van |
---|
schuinen |
schuin
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schuinen
- Ik schuin.
- gebiedende wijs van schuinen
- Schuin!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schuinen
- Schuin je?
Gangbaarheid
- Het woord schuin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schuin' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.