schrap
Nederlands
Woordafbreking
- schrap
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘inkrassing’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schrap | schrappen |
verkleinwoord | schrapje | schrapjes |
Zelfstandig naamwoord
schrap v/m
- een beschadiging van een oppervlak gemaakt door de beweging van een scherp voorwerp erover
- Hij had wat schrappen en blauwe plekken, maar verder niet.
- een streep gezet door iets
- Hij had er een schrap doorheen gezet die niet meer uit te stuffen was.
Bijwoord
schrap
- zich ~ zetten: zich voorbereiden op een verwachte tegenslag
- Hoewel hij zich schrap zette, werd hij tegen de grond geworpen door de hoge golf.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
schrappen |
schrap
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schrappen
- Ik schrap.
- gebiedende wijs van schrappen
- Schrap!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schrappen
- Schrap je?
Gangbaarheid
- Het woord schrap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schrap' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.