schorten
Nederlands
Woordafbreking
- schor·ten
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘ontbreken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1429 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schorten |
schortte |
geschort |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
schorten
- onpersoonlijk ~ aan: tekortkomen, ontbreken
- Er heeft van alles aan geschort.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord schorten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schorten' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.