schorpioen
Nederlands
Woordafbreking
- schor·pi·oen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘spinachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schorpioen | schorpioenen |
verkleinwoord | schorpioentje | schorpioentjes |
Zelfstandig naamwoord
schorpioen m
- (dierkunde) geleedpotige, behorende tot de klasse der spinnen, die een gifangel bezit
Vertalingen
1. geleedpotige, behorende tot de klasse der spinnen, die een gifangel bezit
|
Gangbaarheid
- Het woord schorpioen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schorpioen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.