schenkel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schen·kel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘onderbeen’ voor het eerst aangetroffen in 1267 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord schenkel schenkels
verkleinwoord schenkeltje schenkeltjes

Zelfstandig naamwoord

schenkel m [3]

  1. (anatomie) onderbeen bij de mens, tussen knie en voet
  2. (zoötomie) onderste gedeelte van de (achter)poten bij viervoetigen (inclusief het vlees)
  3. (scheepvaart) zwaar touw om een takel te verlengen
Verwante begrippen
Synoniemen
Hyponiemen
  • boogschenkel, botteloefschenkel, brasschenkel, kalfsschenkel, kettingschenkel, lamsschenkel, middenschenkel, opperschenkel, runderschenkel, straalschenkel, talieschenkel
Afgeleide begrippen
  • schenkelbeen, schenkelvlees
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schenkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.