scheider
Nederlands
Woordafbreking
- schei·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | scheider | scheiders |
verkleinwoord | scheidertje | scheidertjes |
Zelfstandig naamwoord
scheider [1]
- apparaat wat iets kan scheiden van iets anders
- (elektrotechniek) scheidingsschakelaar, stroomscheider om een circuit van het net te scheiden
Hyponiemen
- afscheider, celscheider, eierscheider, eischeider, metaalscheider, schuimscheider, stroomscheider, teerscheider, voorscheider, waterscheider, windscheider
Gangbaarheid
- Het woord 'scheider' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'scheider' herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.